naar hoofdtekst gaan

Controleren op verstopte spuitopening

Als de afdruk wazig is of een andere kleur heeft, drukt u een controleraster voor spuitopeningen af om te controleren of de spuitopeningen van de printkop niet verstopt zijn.

Opmerking

Voorbereidingen
Een vel normaal papier van A4- of Letter-formaat.
  1. Plaats één vel normaal papier van A4- of Letter-formaat in de bovenste invoer.

    Nadat u het papier hebt geladen, wordt het registratiescherm voor papiergegevens weergegeven voor de bovenste invoer.

    Selecteer A4 of Letter voor Pg.form. (Page size) en Normaal papier (Plain paper) voor Type, selecteer Registreren (Register).

    Als een bericht op het scherm wordt weergegeven, volgt u de aanwijzingen in het bericht om de registratie te voltooien.

    Belangrijk

    • De lade voor handmatige invoer is niet beschikbaar voor het afdrukken van het controleraster voor de spuitopeningen. Plaats papier in de bovenste invoer.

  2. Open voorzichtig de papieruitvoerlade.

    Open het verlengstuk van de uitvoerlade voorzichtig en trek vervolgens de papieruitvoersteun naar buiten.

  3. Selecteer Onderhoud (Maintenance) in het HOME-scherm.

  4. Selecteer Controle spuitopening (Nozzle Check).

    Het bevestigingsscherm wordt weergegeven.

  5. Selecteer Ja (Yes).

    Het controleraster voor de spuitopeningen wordt afgedrukt en er worden twee bevestigingsschermen op het LCD-scherm weergegeven.

  6. Controleer het afdrukresultaat.

    Controleer of er lijnen ontbreken in raster C en controleer of raster D horizontale strepen bevat.

    • A: Geen ontbrekende lijnen/geen horizontale strepen
    • B: Lijnen ontbreken/er zijn horizontale strepen aanwezig

    Opmerking

    • Omdat CO-inkt kleurloos is, wordt het patroon afgedrukt over het zwarte patroon. Controleer op horizontale strepen (E) in de donkergrijze stroken van het patroon.

  7. Selecteer het raster in het bevestigingsscherm dat het dichtst in de buurt komt van het controleraster voor de spuitopeningen dat u hebt afgedrukt.

    Voor A (geen ontbrekende lijnen of geen horizontale strepen) in patroon C én D:

    Er is geen reiniging vereist. Selecteer Alle A (All A) en druk daarna op de knop OK.

    Bevestig het bericht en druk op de knop OK.

    Het scherm Onderhoud (Maintenance) wordt opnieuw weergegeven.

    Voor B (er ontbreken lijnen of er zijn horizontale strepen aanwezig) in patroon C of D, of beide patronen:

    De reiniging is vereist. Selecteer Ook B (Also B) en ga vervolgens naar de volgende stap.

    Als raster D of een kleur in raster C niet wordt afgedrukt:

    (Voorbeeld: Magenta raster wordt niet afgedrukt)

    De reiniging is vereist. Selecteer Ook B (Also B) en ga vervolgens naar de volgende stap.

  8. Selecteer Ja (Yes) op het bevestigingsscherm voor het reinigen.

  9. Selecteer de inktgroep die u wilt reinigen.

    • Alle kleuren (All colors)

    • Patroon 1 (Pattern 1): GY / PBK / C / R / M

    • Patroon 2 (Pattern 2): PM / PC / Y / CO / MBK

    De printer start het reinigen van de printkop.

    Belangrijk

    • Voer geen andere handelingen uit tot de printer klaar is met het reinigen van de printkop.

  10. Controleer het bericht en selecteer Ja (Yes).

    Het controleraster voor de spuitopeningen wordt afgedrukt en er worden twee bevestigingsschermen op het LCD-scherm weergegeven.

  11. Herhaal stappen 6 t/m 10.

Belangrijk

  • Als er geen verbetering optreedt nadat u het reinigingsproces twee keer hebt herhaald, voert u Diepte-reiniging (Deep Cleaning) uit.